In de spotlight: artistiek leider Ryan Djojokarso

INTERVIEW | Ryan Djojokarso (40 jaar) is een interdisciplinaire maker die graag theater, zang en dans samenbrengt op het podium. Dat doet hij nu nog voor zijn stichting LIBI, met het stuk HERFST. En vanaf maart 2024 als de nieuwe artistiek leider van Danstheater AYA. Interviews met Ryan gaan vaak over de actuele onderwerpen van zijn maatschappelijk geëngageerde stukken. Maar wij vroegen hem ook: hoe kijkt hij terug op zijn loopbaan? En op zijn positie in de danssector als maker van kleur? Dat lees je in dit interview!

Liever luisteren? Klik dan op play voor het audio-verhaal van dit interview, voorgelezen door Jacqueline de Kuijper.

Waar heb je leren dansen?

Het begon met een project van Jongerentheater 020 in Amsterdam-Zuidoost. Toen kwam Hildegard Draaijer van DOX kijken en die scoutte mij. Na de voorstelling sprak ze me aan en vroeg ze of ik bij hen in Utrecht wilde komen dansen. Daar heb ik twee producties gedaan: Marathon en Poldergasten. Ik vond het heel tof om inhoudelijk werk te doen en ik hield van de zeggingskracht van dans. Soms kan ik moeilijk uit mijn woorden komen, maar mijn gevoelens kan ik in dans makkelijk omzetten. Ik ben ook goed in het uiten van een ‘tweede laag’. Bijvoorbeeld: verdriet met een beetje hoop eronder. 

In die periode merkte ik ook dat ik mijn lijf best wel mee heb. Dus wilde ik meer danstechniek leren en ben ik naar de dansopleiding van Codarts gegaan. Ik was toen 20 jaar. Ik had een privé-auditie omdat ik vanwege voorstellingen niet bij de officiële audities kon zijn, en tot mijn eigen verbazing was ik aangenomen. Daar heb ik eigenlijk maar anderhalf jaar school gehad, want ik heb vooral veel stage gelopen. Toen kon dat nog. Nadat ik afgestudeerd was, hebben ze dat allemaal afgeschaft en werden ze strenger. 

Hoe ben je doorgebroken?

Heb ik het idee dat ik ben doorgebroken als danser? Nou, ik heb geen erkenning gekregen in de vorm van een Zwaan ofzo. Maar ik heb zelden auditie hoeven doen. Ik kreeg gewoon steeds telefoontjes. Ik was constant aan het werk! Van de ene productie naar de andere. Daarin had ik wel veel geluk. Want nu ik als maker veel met freelancers werk, merk ik dat het heelvoor veel dansers pittig is om voldoende werk te hebben en rond te komen. Omdat er weinig aanbod is. En alles is kapot duur. 

Als jonge maker heb ik in 2013 een duet gemaakt voor mezelf en Mayke van Kruchten. Zij was een vriendin van mij die tijdelijk zonder werk zat en zin had om met mij een stuk te maken. Dat duet heet Balts, en daarmee hebben we tijdens een concours in Bern de eerste prijs gewonnen. Daardoor mocht ik een avondvullende voorstelling maken voor het hele ensemble van Bern Ballett. Dat was heel tof! Daarna werd ik ‘geadopteerd’ door Leo Spreksel (voormalig artistiek directeur van Korzo, red.) en mocht ik veel stukken maken bij Korzo in Den Haag. 

Vervolgens kreeg ik de Nieuwe Makers regeling van het Fonds Podiumkunsten. Toen heb ik geregeld dat ik een productie voor de grote zaal mocht maken. Want voor de kleine zaal had ik al veel gemaakt en ik wilde die overstap maken naar grotere producties. In 2019 heb ik LIBI gemaakt, omdat ik op zoek was naar lotgenoten. Ik voelde de urgentie om de geslotenheid van de gemeenschap te doorbreken. Voor dit stuk heb ik daarom veel eerste generatie Surinaamse immigranten geïnterviewd, waarvan sommigen ook in het stuk meedansten. Die ouderen praten zelden over hoe het immigreren voor hen was, maar ik vind dat hun verhalen ook een podium verdienen! 

Wat betekent succes voor jou?

Waar ik bijvoorbeeld bij LIBI heel content om was, was dat de helft van het publiek Surinaams was. En het Zuiderstrandtheater is een grote bak hè! Ja, daar was ik echt heel blij om. Ik heb ook nog steeds contact met die Surinaamse ouderen. Bijna wekelijks appt er wel een met de vraag wanneer we het stuk weer gaan opvoeren. Of ze nodigen elkaar uit om naar een voorstelling te gaan. Sommigen van hen hadden nog nooit een theater van binnen gezien, laat staan van de backstage kant. Dus dat vind ik bijzonder, dat ik die mensen heb geïntroduceerd in het theater. 

Wat is succes? Ik ben heel blij als het goed gaat met mijn moeder en mijn broertje en zij gelukkig zijn. En als ik niet elk dubbeltje hoef om te draaien. Maar dat hoef ik al lang niet meer, want ik heb veel werk! Ik wil gewoon ‘s avonds thuiskomen en denken: ik heb een fijne werkdag gehad en mijn thuis is fijn. Verder ben ik heel community-oriented. Wat ik heb deel ik graag met anderen. Ik ben bijvoorbeeld nu aan het kijken hoe ik jonge, minder ervaren makers kan helpen. Door ze ruimte te bieden, of door ze te koppelen aan een dramaturg of muziekcomponist. 

Doordat ik al zoveel jaren als danser en maker bezig ben, heb ik die drang naar succes op een gegeven moment los kunnen laten. En juist zodra ik daar niet meer zo naar streefde, ging alles meer vanzelf. 

Met welk stuk ben je nu bezig?

Met HERFST, wat gaat over het rouwproces. Ik heb vorig jaar oktober mijn vader verloren. Hij leefde al een aantal jaar in een verzorgingstehuis, omdat hij een hersenbloeding had gehad en aan het dementeren was. Toen ik terugging naar Suriname, waar hij woonde, merkte ik al dat hij er eigenlijk niet meer was. Dat was pittig. Dus toen was ik al afscheid van hem aan het nemen, maar nadat hij overleed begon het rouwproces weer opnieuw.

Rouw is best wel een groots en ingewikkeld topic om te behandelen. Omdat ik geen woorden kon vinden voor wat ik voelde ben ik gedoken in de boeken van Elisabeth Kübler-Ross, waaronder: On Grief and Grieving: Finding the Meaning of Grief Through the Five Stages of Loss. Die vijf fases van het rouwproces zijn: ontkenning, (onderdrukte) woede, onderhandelen, depressie en aanvaarding - maar niet per se in die volgorde. Dit boek hielp mij om bepaalde gevoelens te kunnen plaatsen. Soms was ik heel boos. En dan twee seconden daarna kon ik heel hard janken. Maar het enige wat je kan doen is dat allemaal laten zijn. 

Verder heb ik veel gehad aan het lezen van poëzie, uit verschillende landen en culturen. Dat heeft me het inzicht gegeven dat ik niet alleen ben, dat andere mensen dit ook hebben meegemaakt. En daardoor ben ik gaan begrijpen dat je het jezelf ook moet gunnen, om dit allemaal te voelen. Ik heb geleerd te accepteren dat rouw iets is waar je geen grip op kan krijgen. Het is wat het is. Al deze gevoelens en emoties probeer ik vorm te geven in HERFST.

Wat is jouw signature?

Ik vertel Ryan dat het mij is opgevallen dat hij een manier heeft van scènes bouwen die mij doet denken aan de postmodernistische dans. Dat hij vaak begint met een alledaagse handeling, om die vervolgens te herhalen, vergroten, verplaatsen en versnellen. Zodat er uit iets gewoons een heel absurde situatie ontstaat. En dat die climax vaak gevolgd wordt door een harde cut, waarna de volgende scène weer zo wordt opgebouwd. Ik vraag Ryan of hij dit herkent, en of dit bewuste keuzes zijn. 

Geen idee. Misschien is het onbewust. Ik werk redelijk intuïtief. Maar nu denk ik dat je misschien wel gelijk hebt, want ik houd inderdaad wel van dat spanningsveld tussen realisme, surrealisme en absurdisme. Zo ervaar ik ook het leven. Dat is zo absurd de hele tijd! Dus het klopt dat ik dat inderdaad vergroot. Dat een handeling zo kan leiden tot dans, en op een abstracter niveau kan opereren. Of soms maak ik de omgeving heel absurd, en dat er dan binnen die rare setting een klein realistisch ding gebeurt. Maar ik heb hiervoor geen methode uitgeschreven.

Hoe kan men het beste naar jouw voorstellingen kijken?

Ik kan niemand dwingen om te kijken op een bepaalde manier. Het enige wat ik probeer te doen is een luikje open zetten zodat mensen zelf gaan nadenken. En dat mensen dan misschien zichzelf betrappen op de eenzijdige manier van een voorstelling ontvangen. Ik hoop dat mensen daardoor ietsjes opener gaan staan. En niet vastklampen aan ‘gewoontes’ omdat iets altijd zo was. De wereld is groot en veelkleurig. En dáár… Dat gebied vind ik als maker heel fijn. Ik ga niet met een pamflet in je gezicht lopen slaan. Het enige wat ik kan doen is mensen een spiegel voorhouden. (Ryan deed dat letterlijk in de laatste scène van WINTER, red.) 

Wat zou je willen veranderen in de danssector?

Ik heb onlangs het jeugdtheatergala geregisseerd. En ik heb dat voor het eerst in de geschiedenis ervan zo georganiseerd dat geen enkele act door een volwassene werd gedaan. Ook de hosts waren twee jongeren en die kids brachten heel veel energie. Ze spraken mensen ook gewoon aan op hun eigen manier en dat vond ik heel tof. Maar in de zaal zaten vooral veel witte en oudere makers, en die gaven die energie niet terug. Toen dacht ik: Come on! Zijn dit de mensen die theater maken voor de jongeren? 

Ik had het idee dat we in de jeugdtheatersector al inclusief bezig waren, maar dat valt nog best tegen. De performers zijn wel vaak divers, maar de makers en kantoormedewerkers nauwelijks. Dat is jammer! Daarom ben ik me ook heel bewust van mijn positie. Want vanaf maart 2024 ben ik artistiek leider van Danstheater AYA. Dat betekent dat ik dan de eerste artistiek leider van kleur ben in de jeugd-bis (een bis-gezelschap is een gezelschap dat direct door de overheid gesubsidieerd wordt, red.). Tja, dat zegt volgens mij voldoende. 

Hoe verhoudt jouw werk zich tot dat van Wies Bloemen?

AYA heeft altijd gestaan voor de niet-Westerse canon, andere verhalen, en jonge makers ruimte geven. Dat is een onderdeel van de legacy die ik wil voortzetten. Bijvoorbeeld: sommige mensen gaan stuiteren van de ‘moeilijke kinderen’ op het vmbo. Maar ik ben ook op het vmbo begonnen, en als ik toen niet met kunst in aanraking was gekomen dan zat ik hier nu niet. Dus ik wil ook die opportunity creëren voor die kids! Als we kunst zo belangrijk vinden, waarom moeten we het dan zo elitair maken? Daar heeft AYA altijd een stokje voor gestoken, en net zo wil ik ruimte geven aan meerkleurigheid en daarover in gesprek gaan. 

Waar Wies Bloemen en ik overeenkomen is dat we allebei maatschappelijke thema’s behandelen, maar we doen dat op verschillende manieren. Zij door het verhaal van de performer op stage vorm te geven en tijdens het repetitieproces emotioneel diep te graven. Ik werk zelf meer met stereotypen. Daarmee probeer ik kaders te maken voor de performers, zodat ze zich veilig voelen. Ik vind het namelijk moeilijk dat mensen van kleur alsmaar hun persoonlijke verhaal moeten etaleren voor het publiek, om daarvan te smullen. Ik vind dat we daarvan moeten afstappen. Daarom geef ik mijn performers de ruimte om zelf te kiezen wat ze willen delen.

Hoe doe je dat, die veilige ruimte scheppen?

Ik werk net als Wies nauw samen met de performers. Ik probeer daarbij zo veel mogelijk hun grenzen te respecteren. Bijvoorbeeld: bij de voorstelling Mother’s White die ik voor AYA maakte, moesten we iedere week wel iets aan de voorstelling veranderen, omdat het steeds veranderde hoe de performers het wilden aanpakken. Dat was best ingewikkeld, maar ik kon voor mijn gevoel niet anders dan daarmee akkoord gaan. We zijn nu eenmaal in een tijd aangekomen waarin mensen het belangrijk vinden om hun grenzen aan te geven, ook al gaat het over een klein element. Daar ga ik dan in mee. 

Dus bij mij in het gezelschap creëer ik een veilige werkomgeving door heel veel met mijn mensen te praten. En als er vragen zijn, daar naar te luisteren. Ik vraag ook veel eigen inbreng van de performers. Performers die gewend zijn om top-down te functioneren vinden dat in het begin lastig. Maar zo ben ik niet. Natuurlijk gaan we dingen strak trekken en finetunen om de scène goed te maken. Maar in de pauzes kletsen we ook gewoon over hypotheken en vriendjes. En ik praat ook gewoon open over dingen. Van mij mogen ze alles weten. Je kan alleen het vertrouwen van mensen krijgen, als je ze dat ook geeft.

Welk advies wil je meegeven aan jonge dansers van nu?

Doe je ding! Want mensen zien jou. Echt waar. Ik word ook gezien. Misschien niet door alle mensen, maar door sommigen. En dat is heel dierbaar. Ik koester dat. Dus blijf jezelf en laat daarbij anderen ook in hun waarde. Het gaat om het veilige gevoel hebben om jezelf verder te exploreren en te kunnen manifesteren. En dan kunnen we daarna in dialoog gaan met elkaar. Om elkaar beter te leren kennen. Of om in te zien: dit is wel mijn plek, of dit is niet mijn plek. En dan kun je daarin zelf een weloverwogen keuze maken.

Bio Ryan Djojokarso

Nadat hij afstudeerde aan Codarts/Dansacademie Rotterdam, was Ryan Djojokarso (Suriname, 1983) een veelgevraagd danser en werkte hij samen met uiteenlopende choreografen, waaronder Itzik Galili, Liat Waysbort, Erik Kaiel, Keren Levi, Ugo Dehaes, Itamar Serussi en Tabea Martin. Sinds 2013 heeft hij zich ontwikkeld als choreograaf onder de vleugels van Korzo, Scapino Ballet Rotterdam, Konzert Theater Bern en Conny Janssen Danst. Stichting LIBI is de organisatie van Ryan, opgericht om zijn werk als autonoom maker voort te zetten en verder te verdiepen. Daarnaast is Ryan sinds 2021 huischoreograaf bij Danstheater AYA, en vanaf 2024 als artistiek leider. 

Dit artikel wordt je gratis aangeboden door Dansers.nu. Vind je ons online magazine ook tof? Steun ons dan door lid te worden!


IN DE SPOTLIGHT

Wie is wie in de danswereld? Welke dansers hebben het gemaakt? En hoe hebben ze dat voor elkaar gekregen? In de spotlight rubriek interviewen we succesvolle dansers en makers uit Nederland en Vlaanderen over hun carrière. Hoe verdienen zij hun centjes? Hoe blijven ze fit? Wat betekent succes voor hen? En welke tips hebben zij voor jou? Je leest het op Dansers.nu!

Jacqueline de Kuijper

Jacqueline de Kuijper is de oprichter en hoofdredacteur van Dansers.nu en Dansdocent.nu. Ze studeerde in 2013 af met een master in Dance aan Mills College in Californië. Daarvoor studeerde ze dans- en theaterwetenschap, kunstgeschiedenis, filosofie en psychologie aan University College Utrecht. Na haar afstuderen schreef ze voor Dans Magazine en werkte ze als pilatesdocent in Utrecht. Haar scherpe pen en onderzoekende geest zet ze sinds 2019 in om dansdocenten te informeren en inspireren met Dansdocent.nu. En in 2022 is daar Dansers.nu bijgekomen: een nieuwe online magazine voor dansers en makers in Nederland en Vlaanderen.